BLOG 016-10-2013
‘De afwerking bepaalt de kwaliteit van het asfalt’
Wat is dat precies, ‘self-healing asfalt’? We vragen het aan prof. dr. ir. André Dorée van de Universiteit Twente. Hij is namens het ASPARi Netwerk projectleider voor het onderzoek naar werkprocessen bij het asfalteren en heeft contacten met een grote groep betrokkenen. Ook met de gemeente en met wegenbouwer Heijmans NV.
Onderhoud en vervanging van asfaltverharding vraagt veel tijd en geld. Bovendien ondervindt het wegverkeer veel hinder van de werkzaamheden. Er valt dus veel winst te behalen als een asfaltlaag langer kan blijven liggen zonder dat de kwaliteit van het wegdek afneemt. Voor de gemeente Enschede belangrijke redenen om straks nauwlettend de resultaten aan de Auke Vleerstraat in de gaten te houden.
Reparatie via inductie-heating
Bij self-healing asfalt wordt staalwol in het asfalt gemengd. Met een inductiebron kunnen die staalvezels achteraf opgewarmd worden. Door met een inductieapparaat over het wegdek te rijden en van binnenuit op te warmen, kan een verouderde asfaltdeklaag waar haarscheurtjes in zijn ontstaan verjongd worden. Het elektrische veld van de bron laat de staalvezels gloeien. De haarscheurtjes vloeien weer dicht en eventuele onthechtingen met het mineraal in het asfalt worden hersteld. De normale levensduur van een ZOAB-laag is circa zes jaar. Bij een laag self-healing asfalt wordt naar verwachting de levensduur tussen de 50% en 100% verlengd, waarbij het asfalt drie keer moet worden behandeld.
De collega’s van TU Delft onderzoekt hoe en wanneer scheurtjes ontstaan, en op welke manier je de zelfheling het best tot stand brengt. Moet bijvoorbeeld preventief jaarlijks inductie worden toegepast op het asfalt, of kan eerst vijf jaar worden gewacht en hoef je pas in actie te komen als er scheurtjes zijn?
Het uitvoeringsproces
André Doree: Dit mengsel ‘Self healing asphalt’ is een recept van Heijmans. Die wegenbouwers bedenken en maken zelf hun mengsels en ze leggen ze ook zelf aan. Wat wij als UT-ASPARi in dit project doen, is vooral monitoren en onderzoeken hoe het proces van het asfalteren precies verloopt en verbeterd kan worden. Wij bestuderen het werkproces van de uitvoering en aanleg. Immers, de kwaliteit van een goed mengsel, kan je zo verprutsen als je het asfalt op een verkeerde manier aanbrengt. Je moet bijvoorbeeld tussen bepaalde temperaturen walsen. Als je dat te snel doet, kun je bijvoorbeeld hobbels krijgen, als je te lang wacht, dan kan je de structuur van het jonge asfalt beschadigen en gaat het minder lang mee. Onze betrokkenheid is dat we met elf wegenbouwers onderzoek doen naar de professionalisering het uitvoeringsproces.’
Geen theorie
‘Asfalteren is een heel ambachtelijk proces er zijn mensen die dat al ruim dertig jaar doen. Men vertrouwt op de ervaring van de asfaltmachinisten. Hoe zij dat doen, proberen wij in beeld te krijgen. We zetten GPS op de machines en maken daarmee filmpjes hoe die ploegen werken. We maken infrarood-opnamen en we zien aan de kleuren bij welke temperaturen en hoe vaak er gewalst is. Bij dat monitoren aanleg blijkt dat in een werk kan het aantal walsovergangen soms sterk varieert. Op de ene plek walst men dan enkele keren, en een andere plek meer dan twintig keer. Ook het gebruik van typen walsen loopt uiteen. Per bedrijf en zelfs per ploeg heeft men daar soms eigen aanpak voor. Hoe je het asfalt aanbrengt op een rotonde, daar is nog niet één pagina over geschreven…
Men heeft allemaal een eigen uitvoeringstrategie, zelfs soms binnen hetzelfde bedrijf. De ene ploeg vindt bijvoorbeeld: je moet absoluut beginnen met de bandenwals, de andere vindt juist van niet. Kortom, er is wel veel ervaring, maar er is nog weinig theorie over de beste aanpak. Dat begint te wringen. Terwijl nauwkeurig uitvoeren van werk is belangrijker geworden. Vroeger zat er drie jaar garantie op asfalt, nu is dat zeven jaar. De receptuur van het mengsel, daar maakt men zich wel druk over, maar hoe het aangebracht moet worden, daarover bestaan eigenlijk geen vastgelegde afspraken. Ondertussen bepaalt het afwerken wel de kwaliteit! Hoeveel vlak is het asfalt, hoe goed verdicht is het asfalt. Onze vraag is dus hoe zo’n asfalteploeg methodischer kan werken. We meten dus met GPS, infrarood camera’s en weerstations etc. Dat doen we vanuit de UT al ruim vijf jaar. Experts uit Duitsland en Amerika kijken mee; het is een proeftuin met apparaten op de walsen.’
Innovatieplatform Twente
Professor André Doree: ‘Het asfaltonderzoek op de UT wordt ook gefinancierd via het Innovatieplatform Twente via het Pioneering project ‘Virtuele Bouwplaats’: we verzamelen zoveel mogelijk relevante data op en voor de bouwplaats. Van Europese subsidie maken we geen gebruik, daarvoor is dit te specifiek. De bedrijven betalen zelf mee. Het mooie is dat alle betrokken partijen het nut van de samenwerking inzien en op een open manier meewerken.’